Niccolò Ammaniti is een van de populairste schrijvers in Italië en wordt daar gerekend tot de jonge kannibalen, schrijvers die hun inspiratie vinden in films als Pulp fiction, maar ook op televisie en op internet.
In Nederland is zijn boek Ik haal je op, ik neem je mee langzaam uitgegroeid tot een bestseller die zelfs bij de sigarenboer te koop is. Dat kan komen door de de aanbevelingen van Herman Koch en Kluun op de voorkant van het boek, maar met alleen een aanbeveling word je nog niet gelezen. Het is meer de aanstekelijke mix van fantasie, donkere verhaallijnen die elkaar kruisen, een rauwe stijl, de soms hilarische beschrijvingen, de gedenkwaardige personages, de onvermijdelijke rampzalige gebeurtenissen en mooie Italiaanse vrouwen.
In een interview bekende de schrijver aartslui te zijn en nog nooit een dag in zijn leven gewerkt te hebben. Merkwaardig als je zijn boeken leest, omdat de energie van de bladzijden spat.In zijn werk spelen jongens een opmerkelijke rol. In Zo God het wil is Christiano de spil van het verhaal. Hij is opgevoed door zijn alcoholische en gewelddadige vader en waar dit gegeven vaak grond is voor een dramatisch verhaal, is het hier bijna ontroerend te lezen hoeveel die twee van elkaar houden.
In dit boek en in Ik haal je op, ik neem je mee, het boek waarmee Ammaniti doorbrak, is de onvoorwaardelijke trouw tussen vader en zoon de enige manier om de vreselijke gebeurtenissen te lijf te gaan. In Italië vallen sommige critici over zijn gebrek aan inhoud en niet-literair taalgebruik, kritiek die als sneeuw voor de zon verdwijnt als je eenmaal bent begonnen in een boek van hem. Hij sleept je mee in een wereld die bruist, een wereld vol personages die met een paar penseelstreken tot leven komen. In een ander interview zegt hij dat als hij schrijft het verhaal als een film in zijn hoofd speelt. Zijn stijl is zeer visueel, bijna filmisch. Niet voor niets zijn een aantal van zijn romans en korte verhalen al verfilmd. In hele korte zinnen zet hij heel snel een scène neer. Uit Ik ben niet bang komt de volgende passage:
“Onder in dat hol lag een jongen. Hij lag op zijn zij, met zijn hoofd tussen zijn benen. Hij bewoog niet. Hij was dood. Ik bleef maar kijken, ik weet niet hoe lang. Er stond ook een emmer. En een pannetje. Misschien sliep hij. Ik pakte een steentje en gooide het naar hem. Het kwam op zijn bovenbeen terecht. Hij bewoog niet. Hij was dood. Morsdood.”
Zijn nieuwste roman is net uit onder de titel Laat het feest beginnen! Een satire op het hedendaagse Italië, een verhaal over macht, status, vriendschap en bedrog. Als je leest wat Berlusconi elke keer verzint om onder rechtsvervolging uit te komen kun je je afvragen of je daar in een satire nog overheen kunt.
Uit de Volkskrant van 4 februari:
“Nadat het Italiaanse parlement zich met grote meerderheid heeft uitgesproken voor een nieuw wetje, de legittimo impedimento (legitiem verzuim), hoeft de premier de komende achttien maanden niet voor de rechters te verschijnen als hij daarvoor een goede reden kan aanvoeren.”
In de kritieken op zijn laatste roman wordt Ammaniti verweten zijn hand te overspelen met een grotesk verhaal. Misschien is dat wel nodig in een land als Italië om nog iets duidelijk te maken.