Vanaf de achterkant van het boek Breng alles terug naar huis kijkt schrijver Nicola Lagioia ietwat weerbarstig in de verte. Een mooie schrijverskop. Zijn boek werd in Italië als literair meesterwerk ontvangen en gevoelig als ik ben voor mooie voorkanten kocht ik het boek om me onder te dompelen in een leeservaring als met de boeken van Sandro Veronesi en Niccolò Ammaniti.
De verteller gaat na twintig jaar terug naar Bari op zoek naar een verleden waar hij nooit van los gekomen is. In de jaren tachtig sluit hij vriendschap met Vincenzo en Giuseppe (ik heb ooit nog een kat gehad met deze naam, maar dat terzijde). Alledrie zetten zich af tegen hun rijke vaders zoals dat in de jaren tachtig nog gebeurde. Ze glijden langzaam af in een hedonistische levensstijl die pas stopt op het moment dat de muur valt en criminele Oost-Europeanen het drugsparadijs Bari overnemen met veel geweld.
Dat is kort het verhaal van dit boek dat ik met veel plezier las en waarvan ik zo nu en dan ontzettend kriegelig werd. Dat lag vooral aan de fragmenten waarin het lijkt alsof de schrijver die met veel tegenwind heeft neergepend. Beeldspraak die je een tweede keer moet lezen om het te begrijpen. Een voorbeeld:
…hij verwachtte dat ik het werk voltooide door het broze zeil open te scheuren van de filmzaal waarin die waarheid verscholen zat.
Of deze:
En op je vijftiende – dat had ik inmiddels wel begrepen – ben je al oud genoeg om een hart te hebben dat is gerepareerd met de bypasses van lafheid en kruiperigheid, of met die van een moed die aan je eigen beperkingen is ontrukt.
Op mijn vijftiende was ik een stuk dommer denk ik dan.