Klont begint met een voorwoord van Alexei Krups, een van de twee hoofdpersonen van dit verhaal. Hij kijkt terug op de periode dat de klont voor het eerst ter sprake kwam en hij zijn kans schoon zag. Hij dook boven op de klont en maakte goede sier met zijn verhaal over een vijand waar de mens geen grip op heeft in het lezingencircuit en de politiek. Want de vijand, dat is de klont, een onvoorziene samenklontering van anarchistische, digitale code die zal leiden tot de ondergang van de mensheid. De bange mens omhelst graag een digitale goeroe om de weg te wijzen.
Dan leren we Bodo Klein kennen, al lijkt de kennismaking van korte duur. Vanuit huis heeft hij het bericht de wereld ingestuurd dat hij die dag zelfmoord gaat plegen. Uiteindelijk durft hij de stap niet te nemen. Klein is een medewerker van het ministerie van Veiligheid. Door zijn baas wordt hij erop uit gestuurd om Krups te ontmaskeren als charlatan die zijn lezingen bij elkaar steelt uit andere publicaties.
Beide hoofdpersonen raken de grip op het leven kwijt. De filosoof in Februari lardeert Klont met pittige bespiegelingen over de mens en de digitale technologie die ons leven bedreigt. Die bespiegelingen staan in een verrassend en aangenaam contrast met de humoristische ondertoon, die bijna Brits aandoet. Daardoor wordt Klont geen waarschuwing voor de digitalisering van de mens, maar een pleidooi voor het dagelijkse geklungel waar we zo goed in zijn.