Door Els van Wier
Als coördinator van vijf vestigingen in de gemeente Súdwest-Fryslân ben ik regelmatig onderweg van de ene bibliotheek naar de andere. Als ik bijvoorbeeld van Makkum naar Workum rijd, kom ik erlangs: het dorp waar ‘De stad uit’ van Petra Possel speelt. Een idyllisch dorpje aan de IJsselmeerdijk. Nergens in het boek wordt de plaatsnaam genoemd, maar voor wie een beetje bekend is in de streek is het niet moeilijk om te raden dat we het over Gaast hebben.
Gebutst en gehavend, want net weduwe geworden, strijkt ze neer in het dorp. Op zoek naar rust, want “rust en stad is een moeizaam huwelijk”. Ze is helemaal klaar met het Amsterdamse stadsleven, met z’n linksdraaiende yoghurt met chiazaden, macchiato met wortelcake en sap met gemberknol. In Gaast eet ze vers uit de lucht geschoten gans, zit samen met de buren aan de stamppot en drinkt ze filterkoffie. Haar eerste dorpsfeest is een mijlpaal; dat er onverstaanbaar Fries wordt gesproken is een bijkomstigheid.
Ze komen allemaal voorbij, de bekende Friezen hier uit de buurt: Reid van de vuurtoren die de strontrace bedacht, Doede Bleeker de zingende visboer uit Stavoren, Geert Mak die óók het Friese dorpsleven beschreef, Tedy de groenteboer uit Workum die bijna dag en nacht werkt en Theunis Piersma, professor trekvogelecologie. Fierljeppen in it Heidenskip, een bezoek aan het huis van Reve in Greonterp… ik kan wel blijven opsommen: het is een feest van herkenning.
Misschien heeft het er wel iets mee te maken dat ik zelf, nu al meer dan 30 jaar geleden, de (Rand)stad verliet om in Friesland te gaan wonen. Ik kan me goed voorstellen wat de ondertitel zegt: “Mijn hart verpand aan het platteland”.