Ergens begin jaren tachtig op de bibliotheekacademie beweerde docent literatuur Menno Gnodde met een zeker genoegen, dat onze letteren gevuld werd door afvallige gereformeerden. Met Maarten ’t Hart en Jan Wolkers had hij zeker een punt.
Bijna veertig jaar later lijkt het erop dat we met een opleving te maken hebben van romans die in een zwaar gelovig milieu spelen. Met Gerbrand Bakker en Franca Treur als wegbereiders. Nu is daar Marieke Lucas Rijneveld met De avond is ongemak. Achterop het boek een citaat van Lize Spit, die met Het smelt een fantastisch en ongemakkelijk debuut schreef:
“Beklemmend. Bij elk hoofdstuk word je opnieuw kopje-onder gezogen in Rijnevelds donkere wereld bomvol prachtige beelden”.
Een waarheid als een koe. Oudste zoon Matthies gaat schaatsen op een ijskoude dag, maar komt niet terug. Verdronken. Vader en moeder en de drie kinderen blijven achter in een verdriet waar niet over gesproken mag worden. God geeft en God neemt. Hoofdpersoon Jas, een meisje van 10 jaar, vertelt over die noodlottige dag. Anderhalf jaar later is de pijn nog net zo groot en valt het gezin steeds verder uit elkaar.
Hiermee verklap ik niet echt de verhaallijn. Rijneveld schetst de onvermijdelijke neergang die zich vanaf de eerste pagina aftekent. In prachtige beelden, zoals Spit zegt en net als haar boek, waarmee veel parallellen zijn te trekken, laat dit boek je verpletterd achter.