Eigenlijk was ik persoonlijk wel klaar met de vrijwel jaarlijks verschijnende literaire thrillers van Nicci French. Jonge-vrouw-krijgt-grote-problemen-die-niemand-verdient.
Met Blauwe maandag slaat het schrijversduo een nieuwe weg in, een serie met een vast hoofdpersonage, Frieda Klein.
Frieda Klein is psychoanalytica en heeft geen welkom-mat bij haar voordeur liggen. Ze is eigengereid, heeft geen behoefte aan koetjes en kalfjes en worstelt met de nodige (slaap-)problemen. Ze lijkt hiermee wel wat op haar collega klinisch-psycholoog Joseph O’Loughlin uit de boeken van Michael Robotham, een serie waar ik aan moest denken bij het lezen van dit boek.
Robotham voorziet zijn boeken van de nodige humor. Het schrijversduo staat meestal weinig lollig op de foto, maar French begint in Blauwe maandag zowaar ook met wat humor. Die komt vooral van de bijfiguren als Joseph, een Poolse klusjesman en Frieda’s vroegere mentor Reuben wiens leven een puinhoop is, zoals wel vaker gebeurt bij psychologen in boeken (hoe dat zit in het echte leven weet ik niet).
In de boeken van Robotham komt het kwaad dicht bij de hoofdpersoon. Dit overkomt Klein ook. Het brengt haar in problemen omdat ze moet kiezen tussen haar beroepsgeheim en de veiligheid van anderen. Iets dat we ook van Robotham kennen. Wat we ook kennen van deze Australische schrijver is de politieman die zorgt voor het nodige vuurwerk in het verhaal.
Zo begint dit blog aardig te lijken op een wedstrijdje tussen French en Robotoham. Voorlopig wint Robotham, maar met Klein hebben we een prachtig personage die we in ons hart kan sluiten. Een veelbelovende eerste uit de serie rond Frieda Klein met een redelijk spannend plot dat lekker op gang komt na een aarzelend begin vanwege de vele personages die geïntroduceerd worden. Dat het ondanks de spanning wat voorspelbaar is nemen we op de koop toe.