Voor iemand die in het dagelijks leven ladders mijdt, is Zuurstofschuld een duizelingwekkend verhaal over het beklimmen van bergtoppen en een vriendschap.
Walter, de schrijver van het verhaal, komt tijdens zijn studie Lenny tegen. Lenny is al jong bevangen door klimkoorts. In hun studentenstad beklimt hij de pijlers van een brug, als voorbereiding op het grote werk. Tussen de twee ontstaat een vriendschap en voor je het weet ben je met ze in de Alpen. Lenny klimt voor, Walter volgt. Hun vriendschap is hecht, gesmeed door het gezamenlijk klimmen*. Wat de vriendschap karakteriseert is deze passage:
“Mensen die samen kunnen zwijgen hebben vertrouwen in elkaar, het allergrootste vertrouwen. Zodra ze gaan praten is er iets mis.”
Als Lenny een relatie krijgt en de bergen achter zich laat, voelt Walter zich verlaten. Hij blijft doorklimmen, het liefst zoekt hij in zijn eentje de weg naar boven.
Heijmans heeft een prachtig boek geschreven, parels van zinnen, ijzingwekkende scenes, de romantisch heroïek die Walter en Lenny de bergen opdrijft, de kritiek op het bergtoerisme (de been there, done that mentaliteit). De bergen beschreven, waar je gedachten krimpen naarmate de lucht ijler wordt.
Met als hoogtepunt het stuk waar de oudere Walter, opgesloten in een klein koepeltentje met een medeklimmer, een dagenlange storm moet zien te overleven. Je zit als derde persoon in dat tentje, dat is de kracht van Heijmans.
Walter: Al mijn bergen hadden me laten gaan.
*Verderop in het boek wordt verteld dat een dergelijke band het klimmen kan hinderen omdat je te veel om de ander geeft en die niet in gevaar wil brengen.