Februari is voor de boekenliefhebber een mooie maand. Zo vlak voor de Boekenweek komen uitgeverijen vaak met nieuwe boeken van hun topauteurs. Een nieuwe Mankell en een nieuwe Ammaniti in één maand. Daar wordt de lezer blij van.
Het is wel wat vreemd dat ik ruim een jaar geleden in de boekhandel geen titel van Ammaniti kon vinden en dat zijn goedkope heruitgaven nu zelfs bij de sigarenboer liggen.
In een interview met Vrij Nederland bekent de schrijver aartslui te zijn en nog nooit een dag in zijn leven gewerkt te hebben. Merkwaardig als je zijn boeken leest, omdat de energie van de bladzijden spat. Misschien gaat zijn energie daar in zitten. In Italië vallen sommige critici over zijn gebrek aan inhoud en niet-literair taalgebruik, kritiek die als sneeuw voor de zon verdwijnt als je eenmaal bent begonnen in een boek van hem. Hij sleept je mee in een wereld die bruist, een wereld vol personages die met een paar penseelstreken tot leven komen.
Zo God het wil is het eerste boek dat ik van hem las en dat me meteen pakte. Rauw, grappig, soms zelfs hilarisch, gedenkwaardige personages, verhaallijnen die elkaar kruisen, onvermijdelijke rampzalige gebeurtenissen en mooie Italiaanse vrouwen. In zijn werk spelen jongens een opmerkelijke rol. In Zo God het wil is Christiano de spil van het verhaal. Hij is opgevoed door zijn alcoholische en gewelddadige vader en waar dit gegeven vaak grond is voor een dramatisch verhaal, is het hier bijna ontroerend te lezen hoeveel die twee van elkaar houden. In dit boek en in Ik haal je op, ik neem je mee, het boek waarmee Ammaniti doorbrak, is de onvoorwaardelijke trouw tussen vader en zoon de enige manier om de vreselijke gebeurtenissen te lijf te gaan. Vreselijke gebeurtenissen die door verteltrant, de verschillende verhaallijnen, welhaast onvermijdelijk zijn. In Ik haal je op, ik neem je mee gebeurt iets waarvoor een personage uiteindelijke de volle verantwoordelijkheid voor neemt.
En straks is daar Laat het feest beginnen!