Op pinkstermaandag In 1828 verscheen Kaspar Hauser uit het zwarte niets op een plein in Neurenberg. In zijn handen hield hij twee briefjes met daarop o.a. zijn naam. Later vertelde Hauser dat hij zijn jeugd in een donkere ruimte had doorgebracht. Bij zijn verschijning kon hij amper spreken of lopen. Hij herhaalde slechts het zinnetje: “Ik wil een ruiter zijn zoals mijn vader”. Niemand wist waar hij vandaan kwam en al gauw deden er allerlei speculaties de ronde over zijn vermeende adellijke afkomst.
Gebaseerd op dit bizarre en tragische gegeven heeft de Vlaamse schrijfster Kristien Dieltiens een prachtig boek geschreven, waarin ze je met twee verhaallijnen kluistert aan haar interpretatie van Kaspar’s geschiedenis. Ik ga niks over de inhoud vertellen, of iets weggeven over de verhaallijnen, want dat bederft alleen maar de leeservaring.
Wel wil ik kwijt dat de schrijfster ons deelgenoot maakt van het dagboek van Kaspar dat echt bestaan heeft, maar verloren is gegaan. Daarin geeft ze de gedachten van Kaspar weer, waarbij ze door taal laat ervaren hoe het moet zijn als je uit het zwarte niets komt. Hierin meet ze zich met Bernlef en diens Hersenschimmen, het magistrale boek over dementie waarin de schrijver je bijna laat voelen hoe het is om je taal kwijt te raken. Hoe Dieltiens de kracht van taal gebruikt om Kaspar’s geestesgesteldheid te schetsen, laat je bijna naar adem happen en is van een grote schoonheid..
Dieltiens heeft acht jaren lang research gedaan en heeft de historische gebeurtenissen verweven met haar fictieve interpretatie. Voor mij is haar interpretatie het verhaal van Kaspar Hauser geworden. Prachtig, prachtig en prachtig.
Ook te vinden op WelkBoek.nl
http://www.bibliotheek.nl/welkboek/boekrecensie/9789058387660.kelderkind.html