Tim Kamps is een veelzijdig man, cabaretier, regisseur en schrijver. In alles wat hij doet is humor het uitgangspunt, zegt hij in een interview in de Volkskrant. Dat maakt van De verschrikkelijke jaren tachtig ondanks de schrijnende achtergrond een bij vlagen zeer humoristisch verhaal. Kamps is van 1977 en groot geworden in de jaren tachtig. Het verhaal in dit boek is gebaseerd op zijn eigen jeugd, dat van een vriendin en zoals hij zelf zegt “verzonnen dingen”.
Via de bijna achtjarige verteller maken we kennis met de leden van een commune in Rotterdam. Goeroe Bert heeft een ongezonde grip op de communeleden. Erg ideologisch is hij niet, de commune lijkt vooral een excuus om vrouwen aan zich te binden.
De moeder van de naamloze hoofdpersoon rookt en ligt veel op bed.
Er gebeuren dingen waar nu alle alarmbellen van zouden afgaan, maar ondanks interventies van de Kinderbescherming, kan Bert gewoon verder met zijn commune.
De achtjarige verteller registreert op een volwassen manier de gebeurtenissen, maar houdt tegelijk een kinderlijke blik en dat werkt wonderlijk goed.
Bij ons thuis wordt veel geblowd. In de jaren tachtig blowt bijna iedereen. Ook gewoon waar kinderen bij zijn. Bijna elke avond steekt Bert met Joyce een hele grote joint op en dan gaan ze elkaar heel lang met extra vierge olijfolie masseren.
De verteller trekt vooral op met kamergenoot Donnie die in dezelfde klas en vol plannen zit. Donnie wil weglopen. Naar België want daar is de mayo lekkerder. Niet een slecht plan als je weet dat ze voornamelijk patat eten in de commune.
Kamps brengt het verhaal zeer overtuigend met een geweldige twist op het eind. Vandaar ook de vraag van de verteller of je het boek nog een keer wil lezen.