Amerikaan Justin Torres schreef met het semi-autobiografische Wij de wilden een verhaal dat je meteen de wereld van drie broers intrekt om je pas op het eind ademloos los te laten.
De verteller is bijna 7 jaar en naamloos. De wij uit de titel zijn hij en zijn twee oudere broers die in armoedige omstandigheden opgroeien in een gezin waarin geweld en liefde elke dag een strijd aangaan. Hun ouders zijn als tieners getrouwd, vader is van Puerto Ricaanse afkomst, moeder is blank.
De korte hoofdstukken beleef je door de ogen van het kind. Torres weet zijn stem zo overtuigend neer te zetten, dat je bijna fysiek aanwezig bent. Dat een kind niet alles kan bevatten en je als lezer wel begrijpt wat er aan de hand is, maakt het ritmisch vertelde verhaal schrijnend en een heftig kleinood.
Om een indruk te geven van het ritme de bijzondere stijl de eerste regels van het boek:
“We wilden meer. We sloegen met de achterkant van onze vork op tafel, tikten met onze lepel tegen ons lege kommetje; we hadden honger. We wilden meer lawaai, meer tumult. We draaiden aan de volumeknop van de televisie totdat onze oren pijn deden van het geschreeuw van boze mannen. We wilden meer muziek op de radio; we wilden beats; we wilden popmuziek. We wilden spieren op onze magere armen. We hadden vogelbotjes, hol en licht, en we wilden meer massa, meer gewicht. We waren zes graaiende handen, zes stampende voeten; we waren broers, jongens, drie kleine koningen verstrikt in een strijd om meer.”