Je ziet het overal, managers die zich bemoeien met de gang van zaken zonder al te veel verstand van die zaken. Kunnen ze beter niet doen want dat scheelt een hoop gedoe. Zeker als je de laatste thrillers van Jussi Adler-Olsen en Michael Connelly leest. In Het Marco-effect wordt Carl Mørck door zijn nieuwe baas gehinderd en in De zwarte doos heeft Harry Bosch te maken met een nieuwe manager die hem wil lozen. Gelukkig zijn beiden dwars genoeg om zich niks aan te trekken van de potloodslijpers en alleen daarom al staan beiden hoog in mijn lijstje favoriete speurders.
Het Marco-effect is het vijfde deel in de Serie Q en als vanouds banjert Mørck door het plot als een olifant in een porseleinkast. Marco is een 15-jarige jongen die, als in een Dickens-verhaal, erop uitgestuurd wordt om te zakkenrollen. Zijn oom Zola heeft zich een goeroe-status aangemeten en laat kinderen voor zich werken door in te breken, te stelen en bedelen.
Daarnaast speelt gesjoemel met ontwikkelingsgelden een rol en een verbrand lijk in een boot. Hiermee bevinden we ons op het terrein waar Adler-Olsen in uitblinkt. Hij laat de verschillende verhaallijnen naadloos in elkaar overlopen en voert de spanning lekker op doordat Marco zich los heeft gemaakt van de criminele clan, wat resulteert in een dagenlange achtervolging dwars door Kopenhagen.
Een lichte teleurstelling is dat de donkere toon uit het vorige deel niet terugkomt. Assad heeft zijn verwondingen overleeft en over zijn verleden komen we slechts mondjesmaat meer te weten. Wel heeft Assad voor ons de nodige spreekwoorden met kamelen in petto, tot grote ergernis van Mørck. Kortom, als je vijf kamelen door de woestijn laat draven dan is er altijd eentje als laatste thuis. Vier sterren.
Als Harry Bosch zijn nagel ergens tussen weet te krijgen dan duurt het niet lang of de boel gaat flink kieren. In De zwarte doos draait het om een moord tijdens de rellen in Los Angeles in 1992 na de vrijspraak van de agenten die Rodney King mishandelden. De waanzin van de rellen wordt prachtig beschreven door Connelly.
Bosch wordt met een collega door twee zwaar bewapende politiemannen van de ene plek naar de andere plek gedirigeerd omdat de rellen niet alleen een excuus voor plundering zijn, maar ook voor criminele afrekeningen. In een steeg is het lijk van een jonge Deense journaliste gevonden. Twintig jaar later buigt Bosch zich over de zaak waar hij in 1992 slechts kort onderzoek naar kon doen. Connelly kan als geen ander een puzzel neerleggen waar Bosch geduldig en volhardend mee bezig gaat. De dialogen staan weer als een huis, de psychologie is om van te smullen en het plot als altijd fantastisch.
In het net verschenen Crimezone-magazine beklaagt Peter in-mijn-jarenlange-ervaring-als-misdaadverslagever R. de Vries zich over het realisme in de Nederlandse thrillers, om daarna zonder blikken of blozen te melden dat schrijvers hem beter kunnen raadplegen voordat het boek verschenen is (misschien moet Peter ’s een tijdje aan het werk met een manager boven zich). Over Michael Connelly kan Peter niks zeggen, bijna achteloos verweeft hij zijn kennis van politieprocedures e.d. in zijn verhalen, waarmee hij in elk boek van zijn hand een weergaloze sfeer neerzet . Vijf sterren
ps. Aardig is dat Kopenhagen een rol speelt in Michael Connelly’s thriller en dat Nerderland een rolletje speelt in Het Marco-effect.