Hoeveel boeken Herman Brusselmans precies heeft geschreven is niet duidelijk. Met een gemiddelde van twee boeken per jaar en een productie van meer dan zestig titels heeft de Vlaamse schrijver besloten te stoppen met tellen.
Zeik onderscheidt zich in zoverre van al zijn andere boeken dat het een detective is. Niet eerder waagde de schrijver zich aan dit genre.
Het verhaal speelt zich af in 1961. De moordbrigade van Gent lost begin jaren zestig procentueel gezien de meeste moorden van West Europa op. Het team bestaat uit commissaris Übertrut en de inspecteurs Zeik, El Bazaz, Compas, de enige vrouw in het gezelschap en Broekgat. Probleem is dat zich in de Gentse regio geen moord voordoet. Aanvankelijk kijkt het team werkeloos toe en heeft zo mooi de gelegenheid elkaar met onzinnige dialogen om de oren te slaan.
Op bladzijde 1 begint het meteen goed. Op de vraag van Inspecteur Zeik wie de lucifer heeft uitgevonden denkt zijn collega El Bazaz diep na en antwoordt: Dat moet een man zijn geweest die z’n aansteker kwijt was en toch de behoefte had z’n sigaret aan te steken. En daarmee is de toon gezet. Het boek zit vol met humor en (platte) grappen, maar ook met fraai geconstrueerde zinnen als: Zowel Selma als Heidi was dol op Zeeuwse mosselen en ze aten de zeevruchten met zoveel smaak dat het kwijl van culinair genot uit hun bakkes vloeide.
Plotseling wordt er een meisje gewurgd en de moordenaar brengt symbolisch bedoelde getallen aan op haar rug. Vervolgens wordt een tweede meisje op vrijwel dezelfde wijze vermoord. Werk aan de winkel voor de Gentse moordbrigade derhalve.
Toch laat Brusselmans geen gelegenheid onbenut zijn personages voortdurend ontwrichtende dialogen te laten voeren. Komt iemand met een serieuze opmerking die mogelijk kan bijdragen aan de oplossing van de moord dan weet de schrijver hier een onzinnige draai aan te geven. De personages praten voortdurend langs elkaar heen. De mogelijke verdachten worden op een absurde manier ondervraagd. Dit zorgt voor veel hilariteit. Aanvankelijk zit er weinig schot in de zaak totdat inspecteur Zeik, de held van het verhaal, met een briljante ingeving komt.
Is Zeik een schitterend opgebouwde misdaadroman in het spoor van Agatha Christie en Georges Simenon. Een goed geconstrueerde whodunit en een pageturner ineen. Nee dat is het niet. Zeik moet vooral worden gezien als een persiflage op de literaire thriller. Voor de Brusselmans lezers is dat geen verrassing. Hij neemt wel vaker zaken op de hak. Vrijwel elke bladzijde ontlokt je een lach, glimlach of tenminste een opgetrokken mondhoek. Jazeker, er valt genoeg te lachen en het boek biedt veel verstrooiing en misschien komen we er over een paar honderd jaar wel achter dat dat het beste is wat een roman te bieden heeft.
Wie de smaak na deze detective goed te pakken heeft kan meteen verder met de tweede Zeik-roman in deze serie: Zeik en de moord op de poetsvrouw van Hugo Claus.
O ja, misschien moet een auteur die zoveel heeft geschreven en zo goed wordt gelezen eens in aanmerking komen voor een prijsje. Het zal Brusselmans een zorg zijn. De zelfbenoemde mooie jonge oppergod der Vlaamse letteren is allang weer bezig met de volgende roman, verhalen, gedichten en columns.