John Kuipers werkte decennia lang voor het ANP en net als journalist en radioman Mathijs Deen is John Kuipers op latere leeftijd begonnen in het thrillergenre en is net als Deen een aanwinst voor dit genre. Wel is het verschil groot tussen de twee boeken van Deen en de twee van Kuipers. Waar Deen een bijna serene sfeer oproept, zijn de verhalen van Kuipers luidruchtiger.
Met Musserts schaduw en Het bedrog van Göring introduceert de auteur Charlie Swieninck, chef van het Bureau Bijzondere Delicten in Den Haag. Het is 1940 en de boomlange Swieninck onderzoekt een moord op een juridische adviseur met banden met de NSB. Dat voert hem langs de kopstukken van de NSB. Zo vroeg in de oorlog is de Duitse bezetter nog niet nadrukkelijk aanwezig en kan Swieninck min of meer zijn gang, al moet hij rekening houden met NSB’ers bij de politie die het hem lastig kunnen maken. In Het bedrog van Göring begint de bezetting al grimmiger trekken te krijgen. Een lijk in de Haagse Hofvijver en een gestolen schilderij van Frans Hals vraagt nog meer lenigheid van de politieman die zijn politiewerk wil doen en ver van de politiek wil blijven.
Met het eerste boek won Kuipers De Gouden Strop. De ongewone setting, Nederland in oorlogstijd, doet denken aan de boeken van Philip Kerr met zijn reeks rond Bernie Gunther. Maar waar de thrillers van Kerr een duistere toon hebben, lardeert Kuipers de verhalen met humor, een hoog tempo en een vlotte vertelstem die bijna in tegenstelling lijkt met de beladen tijd waarin het speelt. Dat betekent niet dat deze tweeluik licht vermaak biedt. Integendeel, alles aan de twee verhalen overtuigt, de plots, de personages, de beschrijvingen van het leven in het jaar 1940, maar vooral de onderliggende laag van een politieman die zich probeert te verhouden tot de bezetter, het gezag waar hij onder valt, en de NSB-collega’s waar hij in wezen niets mee te maken wil hebben.