De verfilming van Where the Wild Things are naar het klassieke prentenboek Max en de Maximonsters van Maurice Sendak uit 1963, draait op dit moment in de bioscopen. Het boek telt zo’n 9 zinnen en dus een grote uitdaging voor de makers om hier een avondvullende film van te maken. Schrijvers Spike Jonze en Dave Eggers hebben een prachtige film afgeleverd, waar ik prentenboeklezers niet mee naar toe zou nemen. Het verhaal gaat over Max naar wie niet wordt geluisterd door zijn moeder en oudere zus die met andere dingen bezig zijn. Hij loopt weg van huis en komt na een zeiltocht aan in het land van de Maximonsters, enorme, ruziënde wezens die zich vooral kinderachtig gedragen. Hier doet Max zich voor als koning. Mooi is dat het verhaal vanuit de beleving van een kind wordt verteld, dus als Max bedenkt dat ze met z’n allen lawaai moeten maken, verzint hij gewoon door wat er nog meer moet gebeuren zodat er nogal wat bomen sneuvelen en ze uiteindelijk op een grote hoop in slaap vallen. Spike Jonze heeft Jackass bedacht en je ziet het zichtbare plezier wat hij aan deze scènes moet hebben beleefd. Het modderkluitgevecht kon zo uit Jackass komen.
[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=fSkHA6IjrlY]
De monsters zijn gemaakt door Jim Henson’s Creature Shop. Wijlen Jim Henson bedacht jaren geleden Kermit en kan tevreden zijn dat de monsters in de verfilming dezelfde warme ‘echtheid’ hebben die zijn poppen kenmerken. Want dat is wat je mag verwachten, dat anderen fatsoenlijk om gaan met je werk en daar slaagt Spike Jonze in.