In het jaar 1969 heb ik een keus gemaakt voor het leven. Feijenoord, toen nog met puntjes, speelde uit tegen AC Milan in een vrijwel leeg San Siro.
Het grote Milan werd volledig stil gelegd door het kleine Feijenoord. Een beeld uit de zwart-witte mist staat me nog helder voor ogen. Willem van Hanegem die de bal over twee Italiaanse middenvelders wipt. Die twee zijn nu nog op zoek naar de bal.
Feijenoord verloor maar die wedstrijd was een kentering in het Nederlandse voetbal, daar begonnen de glorietijden.
In de finale tegen Celtic in datzelfde San Siro, heb ik in de pauze voor de verlenging gebeden op het toilet. We stonden na een achterstand weer gelijk. Hoe het afgelopen is weet iedereen. Wel ben ik als misdienaar toen van mijn geloof gevallen. Een God die zich met voetbal bezighield was voor mij niet geloofwaardig. Mijn geloof gold voortaan de club uit Rotterdam-Zuid.
Ik ken iemand uit 020 die vindt dat er zich niets van belang buiten de stadsgrenzen bevindt. Ze houden daar eerder hun neus hoog dan een bal. Ik zit liever met Willem van Hanegem in de loopgraven dan met Johan Cruyff, die me dood zou vervelen met zijn verhaal over de voordelen van de nadelen van een loopgraaf. Met Willem zouden we gewoon een potje klaverjassen terwijl de bommen overvliegen.
Gister was ik sjagrijnig. Mooi moment om mezelf te trakteren op het boek De snor van Jozsef Kiprich van Michel van Egmond. In de liefde voor Feyenoord zijn persoonlijke sores van geen belang. Ik moet er nog in beginnen maar verheug me bovenmatig. Als het boek me teleurstelt dan past dat heel goed bij mijn onvoorwaardelijke liefde voor de club. Teleurstelling is onderdeel van die liefde. Daarom kijk ik ook altijd even hoe Feyenoord heeft gespeeld voordat ik Studio Sport aanzet. Bij verlies, vooral in een samenvatting van 10 minuten, word ik namelijk bloedsjagrijnig. Het boek van Michel van Egmond kan ik zonder dat ik het gelezen heb, iedereen aanraden. Vooral voor die zelfbenoemde godenzonen uit 020. Hand in hand!