Vorig jaar verscheen rond deze tijd het vierde boek van Stephan Enter getiteld ‘Grip’. De roman verteld het verhaal van vier alpinisten, die elkaar kennen van hun studententijd. Ze hebben een gemeenschappelijke hobby nl. klimmen.
Tijdens de beklimming van de Lofoten in Noorwegen gaat er iets mis. Lotte, de enige vrouw in het gezelschap, raakt betrokken bij een ongeluk, dat veroorzaakt wordt door Paul. De ware toedracht wordt niet verteld, maar dit voorval blijft als een soort cliffhanger boven het boek hangen. De twee andere personages die deel uit maken van de ‘vriendenclub’ zijn Martin en Vincent. Alle drie de mannen hebben een soort fascinatie voor Lotte. Zij is in feite de hoofdpersoon van het boek, hangt voortdurend in de lucht, maar komt vrijwel niet aan het woord. Als Lotte de liefde verklaart aan Vincent wordt ze keihard afgewezen.
Na twintig jaar wordt er een reünie georganiseerd in Wales. Lotte en Martin hebben zich hier gevestigd, zijn inmiddels getrouwd en hebben een dochter. Samen met Paul reist Vincent per trein naar Wales. Er is in die twintig jaar geen dag voorbijgegaan dat Vincent niet aan Lotte heeft gedacht. Het beeld van Lotte dat voortdurend door zijn hoofd spookt is dat van twintig jaar geleden. De vrouw van begin twintig die verliefd op hem werd. Met de werkelijkheid heeft dit echter niets te maken.
Tijdens de treinreis discusieëren de mannen eindeloos over het leven, de (on)sterfelijk van de mens en het verglijden van de tijd. De grote vraag is wat er na twintig jaar over is van de vriendschap en hoe Lotte zal reageren op het weerzien van Vincent.
Stephan Enter heeft het verhaal in een goede stijl opgeschreven, maar ik kon er maar nauwelijks grip op krijgen. De schrijver is in de weer met compositie, flash backs, gelaagdheid etc., maar dit leidt soms af van het verhaal. Recensies die ik onder ogen kreeg waren zeer lovend. Nrc Handelsblad noemde deze klassieke vertelling “de beste roman van 2011″.