Anita Terpstra wist niet meer van het dorp Harkema dan dat haar grootouders er waren geboren. Ze dook de archieven in en kwam daar met een onthutsend verhaal over zeven familiegeneraties weer uit tevoorschijn. Zo ontdekte ze dat spitkeet een ander woord is voor plaggenhut. Tegenwoordig is de Spitkeet een openluchtmuseum waar men kan ervaren onder welke omstandigheden de mensen woonden en leefden in dit Friese dorp. Tot halverwege de twintigste eeuw had men plaggenhutten, kippenhokken en holwoningen als onderdak. Zelfs als verblijfplaats voor een dier waren de holen nauwelijks goed genoeg.
Met soms wel veertien kinderen was de gezinssamenstelling groot en de kindersterfte hoog. Aan deze verpauperde regio, waar de grond weinig vruchtbaar was, werd door overheid en kerk nauwelijks enige aandacht geschonken. De werkloosheids- en criminaliteitscijfers lagen hoger dan elders in Friesland en het was armoede troef in dit heidegebied. De Harrekieten stonden bekend als een eigenzinnig volkje dat moest opboksen tegen het (voor)oordeel van messentrekkers, vechtersbazen, alcoholisten en onbetrouwbaar werkschuw tuig.
Door de erfenis uit vroeger jaren is Harkema nog steeds een berucht dorp. Maar de bewoners wisten zich in twee eeuwen grotendeels aan de armoede te ontworstelen. Tegenwoordig heeft het dorp enige landelijke bekendheid door de successen van de plaatselijke voetbalvereniging Harkemase Boys. In 2003 werd de club zelfs kampioen van de landelijke hoofdklasse in het amateurvoetbal.
Met het boek ‘Al mijn moeders’ wil Anita Terpstra haar voorouders eren en een plaats in de geschiedenis geven. Moeders die het ene kind na het andere baarden en keihard werkten. Hun inspanningen brengt de schrijfster voor het voetlicht en hun levens moeten aan de vergetelheid worden ontrukt, zo lezen we in het nawoord. Door gedegen onderzoek te paren aan een vlotte schrijfstijl, is ze daar ruimschoots in geslaagd.