Anderhalve week geleden liep ik mijn plaatselijke boekhandel binnen. Net op tijd voordat de deuren dicht gingen vanwege het coronavirus.
Ik moest namelijk Daar waar de rivierkreeften zingen hebben. Enkel en alleen gebaseerd op de aanbevelingen op de voorkant van het boek. Daar was mijn oog op gevallen toen ik uit verveling wat over het internet surfde.
Gruwelijk mooi. NYT Book Review
Adembenemend. The Times
Biologe Delia Owens debuteerde op haar 70e met dit boek, een tegelijk verbijsterend en hoopvol gegeven. Verbijsterend omdat ze op deze leeftijd een fantastisch, poëtisch verhaal heeft geschreven.
Hoopvol omdat ze op deze leeftijd een fantastisch, poëtisch verhaal heeft geschreven (voor al die aspirant schrijvers die er maar niet aan toe komen omdat ene boek te schrijven en het eerst maar bij wat blogjes houden).
1969. Het lijk van Chase Andrews wordt gevonden onder een uitkijktoren in het moeras van Barkley Cove in North Carolina.
1952. De zesjarige Kya ziet haar moeder vertrekken uit het huisje waar ze woont met haar ouders en broer Jodie. Het huis staat aan de rand van het uitgestrekte moerasgebied.
Wat volgt is een onwaarschijnlijk mooi geschreven verhaal over de tussenliggende jaren. De vertaalster Mariëtte van Gelder verdient een dikke pluim. De adembenemende en poëtische schrijfstijl blijft overeind in de vertaling.
Te veel vertellen over de inhoud zou een kleine zonde zijn, maar elke lezer zal verknocht raken aan het moerasmeisje Kya. Ze leeft in en met de natuur en probeert zoveel mogelijk andere mensen te mijden. Omdat mensen je teleurstellen of in de steek laten. In tegenstelling tot de natuur, die veranderlijk is maar altijd aanwezig.
Prachtig is hoe Owens haar biologische kennis verweeft in het verhaal. In de beschrijvingen van het moerasleven, in de rol van vrouwen en mannen bij dier en mens, in de observaties van Kya. Het bijna thrillerachtige einde zorgt er voor dat je je hart vasthoudt. Een parel van een boek.
Gruwelijk mooi. Adembenemend.