Pierre Lemaitre is hier enigszins bekend door zijn thrillers rond Camille Verhoeven, een commissaris van 1.45 m met een turbulent liefdesleven.
Met Tot ziens daarboven laat Lemaitre zien wat een geweldig schrijver hij is. Hij hanteert in deze post-oorlogsroman dezelfde beschouwende en humoristische pen die zijn thrillers kenmerken.
D’Aulnay-Pradelle is een luitenant die in de laatste dagen van de oorlog een heldenstatus voor zichzelf wil verdienen door zijn manschappen een zekere dood in te sturen bij de verovering van een strategisch gelegen heuvel. Albert doorziet zijn voornemen wat hem bijna het leven kost dankzij diezelfde Pradelle. Hij wordt gered door Édouard, flamboyante zoon van een grootindustrieel. Bij deze actie raakt Édouard zelf zwaar gewond. Zijn gezicht is voor een deel weggeslagen door een explosie.
Édouard wil niet terug naar zijn familie en dwingt Albert ertoe om voor beiden een doodverklaring te regelen en een nieuwe identiteit aan te nemen. Na de oorlog leven ze samen in armoe, aan elkaar gebonden door schuldgevoel en een langzaam ontwikkelende vriendschap. Édouard is inmiddels verslaafd aan de morfine om de pijn en zijn doodswens te onderdrukken, maar bedenkt in zijn lucide momenten een plan om geld te verdienen met de verkoop van niet bestaande oorlogsmonumenten.
Honderd jaar na dato toont Lemaitre een samenleving die eer wil bewijzen aan zijn doden, maar de overlevenden van de loopgraven in de kou laat staan. Het verhaal wordt bijna nonchalant verteld door een alwetende verteller. Daardoor komt de gruwel van de oorlog des te harder aan. De schrijver, niet voor niets gezegend met de naam Lemaitre, is een meester in het neerzetten van geweldige personages en plots.
Tot ziens daarboven, winnaar van de Prix Concourt, doet je lachen en huiveren, maar weet vooral te ontroeren.